Verwarm de oven voor op 180°C. Smelt voor de vulling de boter. Schil de appels, verwijder de klokhuizen en snijd de appels in plakjes. Neem een cakevorm en bekleed die met bakpapier zodat de cake straks makkelijk uit de vorm te halen is. Ik maak vaak twee stroken. 1 in de breedte van de bodem van het blik en 1 in de lengte. Deze leg ik kruislings in de vorm. 

Giet de gesmolten boter in het blik en strooi de suiker er overheen. Leg dakpansgewijs de appelplakjes over de bodem van het bakblik en verdeel de walnoten erover. 

Mix voor het beslag de boter met de basterdsuiker luchtig. Doe dan een kneepje citroensap en de rasp van een halve citroen erbij. Roer het erdoor. Doe één voor één de eieren erdoor en meng totdat ze volledig zijn opgenomen. Zeef de bloem, maïzena en bakpoeder en roer dit door het boter/suiker mengsel. Voeg een klein scheutje melk toe als het beslag te dik is. Het moet de dikte van cakebeslag hebben. 

Giet het beslag over de appeltjes in de vorm en strijk het glad. Zet de vorm in de oven en bak de cake gaar in zo'n 45 à 50 minuten. Doe de satéprikker test.

Laat de cake een minuut of 10 afkoelen buiten de oven. Leg dan een bord of schaal op de vorm en keer de cake om. Verwijder voorzichtig de vorm. De appeltjeslaag is de bovenkant van de cake. Laat de cake verder afkoelen.