Doe de melk en het laurierblaadje in een steelpannetje en verwarm het. Laat het op laag vuur zo'n 10 minuten zachtjes trekken. Smelt in een ander pannetje de boter en roer dan de bloem erdoor. Laat de roux op laag vuur een paar minuutjes garen terwijl je blijft roeren met een houten lepel. Als je dit niet doet, krijgt je saus een bloemige smaak en dat is niet lekker.

Haal dan het laurierblaadje uit de melk en giet een flinke scheut hete melk bij de roux. Zet het vuur hoog en roer stevig totdat er een gladde saus ontstaat. Voeg dan geleidelijk de rest van de melk toe en roer steeds tot de saus weer glad is. Breng het rustig aan de kook en laat het 2 minuten op laag vuur pruttelen.

Zet intussen een grote pan met water en zout op. Was de courgettes en snijd ze met een kaasschaaf (of spiraalsnijder) in dikke slierten. Kook de slierten een half minuutje en laat ze dan uitlekken.

Was de sinaasappel goed schoon en rasp het oranje deel van de schil eraf. Roer dit samen met de helft van de Parmezaanse kaas door de bechamelsaus. Roer de courgettepappardelle door de saus en schep het op borden. Strooi er de overgebleven Parmezaan over.