Kluts het ei, weeg 30 gram af en bewaar de rest voor het bestrijken van de koek. Verwarm de oven voor op 230°C.

Roer de boter even goed door en meng de beide soorten suiker er vervolgens doorheen. Dit kun je met een houten lepel doen, maar op een lage stand mixen gaat beter. Doe dan het ei erbij en mix totdat het helemaal is opgenomen. Voeg vervolgens de bloem toe en daarna het zout en de citroenrasp. Vorm er een mooi soepel deeg van dat een beetje het midden houdt tussen deeg en beslag. Als je het deeg van tevoren bereid, leg het dan niet in de koelkast want dan stijft de boter teveel op. 

Bekleed een bakplaat met bakpapier en vorm met je handen van het deeg een vierkante of rechthoekig plak door met de muis van je hand of je vingers het deeg de goede kant op te duwen. Stijk dit in met het overgebleven geklutste ei en zet het 8 tot 10 minuten in de hete oven. Houd de kleuring van de koek even in de gaten, zodat je niet te laat bent met het uit de oven halen. 

Het deeg blijft na het bakken zacht. Je kunt het dus niet onmiddellijk snijden. Als het afkoelt gaat het stollen en wordt het krokant. Als het teveel is afgekoeld, kun je er dus ook geen mooie stukken meer van snijden. Je moet dus even het goede moment afwachten waarop het deeg nog goed te snijden is en niet meer onder je mes 'wegloopt'. Bij mij was dit ongeveer na een kwartier.