Kroketten met de smaak van de zee
Begin met het maken van de vulling voor de kroketten. Als je gelatine gebruikt, leg de blaadjes dan alvast in een laagje koud water om zacht te worden. Gebruik je agar agar, dan hoeft dat niet. Zet een rechthoekige schaal klaar en bekleed die met huishoudfolie.
Smelt de boter in een pannetje en voeg als het helemaal gesmolten is de bloem in een keer toe. Roer goed en stevig met een houten lepel of met een siliconen spatel zodat de boter de bloem op kan nemen. Laat het al roerend een minuut of 2 à 3 rustig gaar worden.
Je hebt nu een dikke ragout. Roer hier de garnalen door en ook de in stukjes gesneden zeekraal en de fijn gesneden salieblaadjes. Haal het pannetje van het vuur en roer de uitgeknepen gelatine of de agar agar erdoor. Stop pas met roeren als het helemaal is opgenomen
Giet dit meng in de rechthoekige schaal en zet de schaal vervolgens zeker twee uur in de koelkast om op te stijven.
Zet 3 diepe borden klaar. Doe in de eerste wat bloem, in de tweede de (losgeklutste) eieren en in de derde het paneermeel (of de panko).
Haal de plak ragout uit de schaal en snijd hem in 12 stukken. Vorm van ieder stuk een worstvormig kroketje en haal dit eerst door de bloem, dan door de eieren en vervolgens door de paneermeel. Als je alle kroketten zo hebt behandeld, zet je ze een half uurtje in de vriezer.
Haal ze vervolgens nog een keer door het eimengsel en door het paneermeel en zet ze nu nog een kwartier in de vriezer.
Verhit intussen je frituurpan op 180°C. Bak de kroketten met drie of vier tegelijk in een minuut of vier goudbruin en knapperig. Blijf er wel bij, want als ze te lang in het vet zitten kunnen ze open knappen. Bij mij moesten ze iets korter dan vier minuten.
Eet ze bijvoorbeeld op brood met een lekkere lik mosterd. Wil je ze als hapje maken, dan kun je er ook bitterballen van vormen!