Het meeste werk heb je van de kastanjes. Dat zijn namelijk best lastige dingetjes om schoon te maken. Kruis ze aan de bolle kant met een goed scherp mes vrij diep in. Breng intussen een pan ruim met water aan de kook. Als je alle kastanjes heb ingekruisd kook je ze een minuut of 10 in het kokende water. Schil terwijl de kastanjes koken alvast de knolselderij, snijd hem in plakken, vervolgens in reepjes en vervolgens in blokjes van zo'n 1,5 bij 1,5 cm. Besprenkel ze met wat citroensap om te voorkomen dat ze verkleuren. 

Giet de kastanjes af in een zeef, laat ze iets afkoelen en pel vervolgens de harde bruine buitenkant eraf. Verwijder vervolgens het dunne bruine velletje dat om de zachte binnenkant zit. Wat je overhoud is een vruchtje dat qua looks aan een macacamia noot doet denken. Qua smaak overigens niet hoor! 

Breng een ruime pan met water aan de kook en doe de knolselderij en de kastanjes erin. Zorg dat er genoeg water in de pan zit en dat de groentes helemaal onderstaan. Laat dit een half uurtje koken. Giet het vervolgens af en stamp het zo fijn of zo grof als je wilt. Ik houd van een beetje bite, dus ik heb het niet te fijn gestampt. 

Zet de pan vervolgens op een laag vuurtje om de boel een beetje warm te houden en roer de blokjes boter door de puree. Is de puree nu nog wat droog, giet er dan een scheutje room bij en roer er goed doorheen. Ga hiermee door tot de puree qua structuur naar je zin is. Proef en breng de puree op smaak met peper en zout en bestrooi het tenslotte met fijn gesneden bieslook.